2.5 Het belang van onderlinge verbondenheid en samenwerking

 

In de volgende paragrafen leer je over “Peer” relaties en enkele tools die je kunt gebruiken om te verbinden en samen te werken. Voordat je verder gaat, denk eerst eens na over het type samenwerker dat je zelf bent en over de vaardigheden die je nodig hebt om optimaal te kunnen profiteren van samenwerkend leren.

De aanvoerder

Iemand met grote ideeën, die discussies start en samenwerking initieert en veel creatieve energie heeft

 


De expert

Borderline nerd, houdt van het uitproberen en beheersen van nieuwe en innovatieve manieren van werken


Het sociale type

Natuurlijke verteller en verbinder, goede communicatieve vaardigheden en is gewend aan sociaal verkeer op Facebook, Twitter etc


De solist

Vindt het leuk om alleen te werken, is vaak terughoudend om  werkzaamheden te delen, houdt ervan om informatie te verzamelen.


De Dinosaurus

Het gewoontedier, dat niet graag nieuwe dingen uitprobeert, moet worden aangemoedigd om nieuwe tools te gaan gebruiken.


De Scepticus

Kan zeer luidruchtige tegenstander zijn van samenwerking, vaak gericht op de WZEVMI-mentaliteit (wat zit er voor mij in?)


De directie

Besluitvormer die gedreven wordt door de tijd,
snelheid en efficiëntie


De Stealth Ninja

Houdt ervan om zich gedeisd te houden en overzicht te houden zonder al te veel betrokken te raken.


 

De Roosteraar

Houdt ervan om georganiseerd te zijn, is operationeel gericht en wil graag dingen gedaan krijgen, houdt van lijsten en actieplannen.


  1. Motivatie
    Om de samenwerking te laten slagen, moeten mentoren ervoor zorgen dat alle betrokkenen het gevoel hebben dat ze iets te winnen hebben bij de samenwerking en dat ze een belangrijk onderdeel vormen van het werken aan een waardevol eindresultaat. Om dit succesvol te laten zijn, moet iedereen weten wat de voordelen zijn!
  1. Probleemoplossing
    Om de samenwerking te laten slagen, moeten de deelnemers samenwerken om problemen op te lossen en advies, vaardigheden en hulp bieden wanneer dat nodig is. Twee gedachten zijn beter dan één, maar nog beter, wat dacht je van drie of vier?
  1. Diversiteit
    Samenwerking stimuleert de deelnemers om na te denken over alternatieven. Samenwerking werkt het beste wanneer de groep een breed scala aan vaardigheden heeft en de deelnemers verschillende expertises hebben.
  1. Teamwerk
    Samenwerking brengt individuen samen in een groepsentiteit met een gezamenlijk doel voor ogen.
  1. Betrokkenheid
    Samenwerking stimuleert iedereen om een actieve speler te zijn. De deelnemers beslissen wanneer er dingen moeten gebeuren en zorgen er vervolgens voor dat ze gebeuren.

  • Geef en ontvang feedback van collega’s of andere teamleden om de taak uit te voeren
  • Deel de eer voor goede ideeën met anderen
  • Erken de vaardigheden, ervaring, creativiteit en bijdragen van anderen
  • Luister naar en erken de gevoelens, zorgen, meningen en ideeën van anderen
  • Ga verder in op de ideeën van een collega of teamlid
  • Uit je persoonlijke mening en verschil van mening op een tactvolle wijze
  • Luister geduldig naar anderen in conflictsituaties
  • Definieer problemen op een niet-bedreigende manier
  • Ondersteun groepsbeslissingen, ook al is er geen volledige overeenstemming

  • Geef en vraag input van anderen (bij het formuleren van plannen voor aanbevelingen)
  • Help anderen bij het oplossen van problemen en het bereiken van eigen doelen
  • Deel informatie, ideeën en suggesties
  • Vraag om hulp bij het identificeren en bereiken van doelen en het oplossen van problemen
  • Controleer of er overeenstemming is, en zet je in voor gezamenlijke doelen.
  • Breng anderen tijdig op de hoogte van veranderingen of problemen
  • Doe procedurele suggesties om de vooruitgang van de doelstellingen aan te moedigen
  • Controleer op begrip
  • Onderhandel om een “win-win” resultaat te bereiken

Dit zijn enkele manieren waarop samenwerkend leren kan verschillen:

Open tegenover gesloten samenwerking

Open samenwerkend leren

  • Iedereen kan aansluiten en iedereen kan meedoen
  • Er wordt een probleem vastgesteld/gepubliceerd dat de samenwerking op gang brengt, zodat iedereen eraan kan bijdragen
  • Er wordt steun gezocht bij een onbeperkt aantal probleemoplossers, die een bijdrage kunnen leveren
  • Kan worden gebruikt wanneer het onderwerp niet goed gedefinieerd is
  • Het moet voor de deelnemers gemakkelijk zijn om ideeën, werk en middelen in te brengen

Tijd en plaats – Ook qua timing en plaats kan de samenwerking verschillen

Real time samenwerking

  • Wanneer iedereen in real time met elkaar in contact komt, is dit meestal face to face, zoals in vergaderingen/discussies, d.w.z. op dezelfde tijd, dezelfde plaats.
  • Maakt het mogelijk om onmiddellijk te reageren en feedback te geven.
  • Dankzij de technologie hoeven we echter niet meer op hetzelfde moment en op dezelfde plaats te zijn om te communiceren en samen te werken.
  • Technologie stelt ons in staat om samen te werken op hetzelfde moment, maar op verschillende plaatsen.

Leiderschap kan ook onderscheidend zijn bij het samenwerkend leerproces

Gelijke status

  • In dit samenwerkingsmodel hebben alle deelnemers een gelijke status.
  • Alle deelnemers delen hun uitdagingen en bedenken samen oplossingen

Gesloten samenwerkend leren

  • Komt voor in privé-groepen waar de toegang beperkt of gematigd is
  • Hier pakken medewerkers problemen aan in kleine groepen met één of meerdere mensen.
  • Deelnemers worden gekozen door een manager, docent of een groepsleider
  • Bestaat meestal uit een kleiner aantal deelnemers dan bij het open model
  • Kan bijvoorbeeld in-company gebruikt worden of bij samenwerking tussen scholen
  • Is het beste te gebruiken wanneer het onderwerp goed is afgebakend en het mogelijk is om de meest geschikte bijdragers aan het project te bepalen

Andere tijd

  • Dit komt voor als tijd niet van belang is en de antwoorden niet onmiddellijk nodig zijn – een voorbeeld hiervan is e-mail.
  • De technologie heeft ook invloed gehad op de manier waarop deze vorm van samenwerking plaatsvindt, waardoor deze flexibel is: altijd en overal beschikbaar.
  • Kan gebruikt worden voor één-op-één communicatie en één-op-veel communicatie.
  • Bijdrage aan de discussie kan gelijkmatiger worden verdeeld.

Individuele leider

  • Komt voor als het proces ‘Top-Down’ is. Een baas, leerkracht of groepsleider leidt en zet de toon voor het gezamenlijke leerproces.

NextIntroductionPrevious